(Her)bekijk aflevering 3 van de reeks die gemaakt werd n.a.v. het 100 jarig bestaan van deCHORALE.
Uit het boek ‘100 jaar deCHORALE: roemrijk verleden, beloftevolle toekomst’
Lodewijk De Vocht en de Chorale Caecilia brachten een eerste uitvoering van de Mattheuspassie in 1924 in Antwerpen. Twee jaar later, op paaszaterdag 1926, werd de uitvoering herhaald en vanaf toen werd het een jaarlijks terugkerende traditie.
Dit initiatief van dirigent Lodewijk De Vocht was geïnspireerd op het beginnende succes van dit werk in het zuiden van Nederland. Gedurende vele jaren vonden de uitvoeringen van de Mattheuspassie plaats in de Antwerpse opera. De traditie werd volgehouden tot 1967: op 25 maart zou De Vocht, 80 jaar, zijn laatste uitvoering van de Mattheus dirigeren.
Ingekort versus integraal
De eer komt toe aan Lodewijk De Vocht om in Vlaanderen vanaf 1926 met een jaarlijkse traditie te starten. De uitvoeringen werden een begrip in Antwerpen en ver daarbuiten: het evenement trok jaarlijks een volle zaal. Geheel in de traditie van zijn tijdgenoten was het een versie met diverse coupures: bepaalde recieten werden geschrapt alsook enkele aria’s, met behoud van de arioso’s die De Vocht dan uiterst gedragen en doorleefd uitvoerde. De totale duur van het concert werd op die manier beperkt tot ongeveer twee uur. Voor De Vocht was het belangrijkste argument dat het publiek de draad van het lijdensverhaal niet mocht verliezen. Ongetwijfeld versterkte dit de eenheid en het dramatische aspect van de compositie. Maar de geniale structuur, zoals de kruisvorm en de getallensymboliek van Bach, de verhouding van de toonsoorten, de afwisseling tussen actie en contemplatie, komen dan in het gedrang.
Hiermee staat De Vocht evenwel regelrecht tegenover de historische uitvoeringspraktijk die in de tweede helft van vorige eeuw almaar meer ingang vond in Europa.
Gezongen in het Nederlands
Het feit dat Lodewijk De Vocht de Mattheuspassie in het Nederlands uitvoerde – wat in die tijd een vrij algemeen gebruik was, zelfs voor opera’s – zal ongetwijfeld bijgedragen hebben aan de verstaanbaarheid en de uitdrukkingskracht. Hij heeft altijd koppig vastgehouden aan zijn visie, ondanks de veranderende gewoontes en het feit dat na meerdere jaren iedereen ondertussen wel begreep waarover het ging.
Laaiende geloofsbelijdenis
De lezing van Bachs meesterwerk door De Vocht was een zeer persoonlijke lezing, vol passie en diep geloof. Toen er kritiek kwam op het monumentale van zijn uitvoeringen repliceerde hij: “Mocht Bach over een groot koor en orkest beschikt hebben, zou hij dat dan afgewezen hebben?” Hij benaderde de partituur op een geheel eigen wijze, dikwijls ook intuïtief, maar steeds vertrekkend vanuit de kracht en aanspreekbaarheid van de tekst: “voor mij is het woord de hoofdzaak. Ik heb er altijd naar gestreefd de schoonheid van het woord te beklemtonen.” Zijn vertolking van de koralen moet aangrijpend geweest zijn. Hij zag ze als een uitbeelding van de volksmassa met haar gevoelens van medelijden, schuldbewustzijn en liefde. Naar zijn opvatting richtten deze zich in de eerste plaats naar de mens in zijn totaliteit.
Er is een mooie getuigenis van Jo Vincent, de Nederlandse sopraan, die meermaals met hem heeft geconcerteerd. Zij typeert hem in haar memoires als een ‘hartstochtelijk musicus, een zeer gelovig en vroom mens’. Zij herinnert zich ook de ‘uiterste expressie’ van De Vochts vertolkingen: het waren uitvoeringen ‘à la Mengelberg’ waarbij prachtige effecten met ragfijne pianissimi en overdonderende forti werden bereikt. Onder zijn leiding werd de Mattheuspassie een ‘laaiende geloofsbelijdenis’. De enige uitvoering onder De Vocht in het Amsterdams Concertgebouw (1946) moet overigens ook op het Toonkunstkoor grote indruk gemaakt hebben.
Intuïtieve kracht
De Vochts muzikale intuïtie was wellicht zijn sterkste kracht, die zelfs componisten als Honegger ertoe aanzette om bepaalde zaken in een partituur aan te passen. Vandaag weten we hoezeer het muzikale betoog – de retoriek – de werkwijze van Bach doordrong en hoe je dat op bepaalde plaatsen kan en moet beklemtonen. Op die manier geeft het musicologisch onderzoek de intuïtie a postpriori eigenlijk gelijk.
Oud-koorleden en musici, die onder De Vochts leiding hebben gezongen en gespeeld, kunnen ongetwijfeld talrijke voorbeelden aanhalen van deze intuïtieve kracht. Pianist Frédéric Gevers herinnert zich de passage uit de Mattheuspassie waar het volk schreeuwt om de bevrijding van Barrabas en waarbij De Vocht het koor in een plotse krachtexplosie liet rechtstaan: je zag letterlijk hoe dit zeer geladen septiemakkoord het tragische lot van Christus bezegelde!
Menig kunstenaar krijgt de vraag met welk werk hij wil herinnerd worden. Zo werd Bruckner gevraagd wat hij zou antwoorden als God hem zou vragen wat hij met zijn talent had gedaan. Hij antwoordde: “Ik zou mijn Te Deum aan Zijn voeten leggen.” Het is goed mogelijk dat God bij dezelfde vraag aan Lodewijk De Vocht, heel tevreden zou geweest zijn met diens bezielde antwoord over de uitvoeringen van Bachs Mattheuspassie!
Paul Dinneweth
Comments