Toen de klokken van de Thomaskirche in Leipzig op Goede Vrijdag 15 april 1729 om kwart over één luidden en een half uur later de vesperdienst begon met het openingsgebed (Da Jesus an dem Kreuze stund) zullen de toehoorders er zich wellicht geen rekenschap van gegeven hebben getuige te zijn van een groot moment van de Europese muziekcultuur. Op die dag vond immers de eerste uitvoering plaats van Bachs opus magnum: de passie volgens het evangelie van Mattheus.
Op 15 april 1729 vond de eerste uitvoering plaats van Bachs opus magnum: de passie volgens het evangelie van Mattheus.
In haar definitieve vorm (voor het eerst uitgevoerd op 30 maart 1736) is deze passie geschreven voor 2 gemengde koren, twee orkesten en een jongenskoor dat de koraalmelodie zingt van het ‘O Lamm Gottes unschuldig’. Aan de behoefte van de componist tot experimenteren en vermengen van stylistische elementen kon dit werk ruimschoots voldoen.
Er zijn de recitatieven van de evangelist, alleen begeleid door cello en orgel, en in een boeiende toonspraak zoals men die toen zelden gehoord had, af en toe zelfs wat meer uitgewerkt (wenen van Petrus, scheuren van de tempelvoorhang,..).
Er zijn de juweeltjes van begeleide recitatieven, zgn arioso’s, zoals in ‘Am abend, da es kühle war’ of onderbroken door een koraal zoals in ‘O Schmerz’ of ‘Nun ist der Herr zu Ruh’ gebracht’.
Er zijn de beklijvende aria’s, dikwijls als duetten tussen de vocale solist en een instrument, en die het dramatische passieverhaal beschouwend becommentariëren. Er zijn de indrukwekkende koren die, dikwijls in dialoog, de reacties van de mensheid weergeven.
En er zijn de koralen, als rode draad doorheen het verhaal en voor de luisteraar herkenbaar als persoonlijke beaming.
De toonspraak die Bach hier tentoon spreidt is van een ongekende diepgang en kracht
De toonspraak die Bach hier tentoon spreidt is van een ongekende diepgang en kracht, een subliem hoogtepunt van twee culturen nl de middeleeuwse meerstemmigheid (uitmondend in de gouden eeuw van de polyfonie) en de barokke cultuur (met meer aandacht voor het menselijke, de emoties, het affect). De muziek van de ‘stile antico’ was sterk gericht op de Schepper, was een afspiegeling van de kosmische orde, onpersoonlijk en objectief, klaar en helder, samenhangend, gebaseerd op getalsverhoudingen,.. De muziek van de ‘stile nuovo’ verplaatste het accent naar de mens: het doel wordt nu meer om te behangen, de zinnen te prikkelen, emoties op te roepen. Harmonie en de oude ‘ars retorica’ worden belangrijke hulpmiddelen hierbij. Bach wist een unieke synthese te maken tussen de historische, horizontale schrijfwijze (de polyfonie) en de verticale schrijfwijze (de homofonie).
Ook het gebruik van de getallensymboliek, een doorgedreven vormgevoel, rijke en soms verrassende harmonische wendingen, meesterschap in het hanteren van de retorische stijlfiguren, gevoel voor dramatiek, melodische inventiviteit, tekstgevoeligheid,…maken dat Bach, vooral ook in zijn vocaal-instrumentale werken, een ongekende hoogte heeft bereikt.
Kees van Houten verwoordt het treffend in zijn boek ‘De Universele Bach’:
“Hij bezat het zeldzame vermogen om logische, heldere structuren, compleet met getallenschema’s, zonder enig probleem te combineren met ongekende retorische
beeldentaal, vol affecten, symbolen en metaforen.”
“Hij bezat het zeldzame vermogen om logische, heldere structuren, compleet met getallenschema’s, zonder enig probleem te combineren met ongekende retorische beeldentaal, vol affecten, symbolen en metaforen.”
De betekenis die Bach zelf aan deze compositie toekende spreekt duidelijk uit de keurige partituur die hij na 1740 vervaardigde, met gebruik van lineaal, in een uniek mooi handschrift en met de evangeliewoorden en de tekst van het koraal ‘O Lamm Gottes’ in rode inkt.
En om het met Beethoven te zeggen, eveneens een groot Bach-bewonderaar, die op de titelpagina van zijn Missa Solemnis schreef: ‘Von Herzen – möge es zu Herzen gehen’.
Paul Dinneweth
Comments