top of page
Foto van schrijverPaul Dinneweth

De Kruisvorm in de Matthäuspassion


Heel wat auteurs hebben in het oeuvre van Bach (en tijdgenoten) elementen ontdekt die verwijzen naar getallensymboliek, retoriek, zin voor symmetrie, de gulden snede,…

Vooral ook de Nederlander Kees Van Houten is op dit vlak erg verdienstelijk geweest en ik wil graag enkele thema’s aanhalen uit zijn boek ‘De Universele Bach’.


Allereerst staat Bach op het kruispunt van 2 muzikale culturen: de ‘stile antico’ en de ‘stile nuovo’. Hij vormt als het ware de synthese tussen de oude Platonische en Pythagoreïsche denkbeelden (kosmisch wereldbeeld, getalsverhoudingen, getalsymboliek, universele beeldentaal,…) en de nieuwere stromingen met aandacht voor het menselijke (emotie, melodie tov harmonie, kracht van de taal en de retoriek,…).

Geen ander musicus heeft beide culturen op een zo meesterlijke manier verwerkt en tot een onnavolgbaar hoogtepunt gebracht in zijn oeuvre.


De Matthäuspassion heeft bij hem een bijzondere plaats gekregen binnen de totaliteit van zijn werk. Vooral de definitieve versie (met oa de toevoeging van het slotkoor van het eerste deel, getransponeerd naar mi groot) verbluft door de zuiverheid van het notenschrift, met de Christuswoorden in rode inkt en geen enkele doorhaling!

Een grondige analyse ervan overstijgt het doel van deze korte bijdrage. Toch wil ik even stilstaan bij het openingskoor, als voorbeeld van de Ars Rhetorica, en de kruisvorm die aan de basis ligt van het gehele werk.

Het openingskoor is een van de meest krachtige en overtuigende muzikale redevoeringen uit Bachs gehele oeuvre.

Het openingskoor is een van de meest krachtige en overtuigende muzikale redevoeringen uit Bachs gehele oeuvre. Zij bestaat uit een Exordium (de voorbereiding op het hoofdthema, opgebouwd vanuit de instrumentale inleiding), de Propositio (voorstelling door koor 1 (de Dochters van Zion) van het thema nl een grote klaagzang), de Confutatio (de argumentatie om koor 2 (de Gelovigen) te overtuigen; het orkest speelt hier staccato en de gehele sfeer verandert in een heftige dialoog), de Confirmatio (herneming van de klaagzang van het begin, waarbij koor 2 zich aansluit bij koor 1) en de Conclusio (beide groepen zijn het eens geworden en zingen nu samen de begintekst als een soort samenvatting). Chorus 1 krijgt bij zijn emotionele pogingen om Chorus 2 te overtuigen nog steun van een derde stem: de koraalmelodie ‘O Lamm Gottes unschuldig’, geïnspireerd op het Agnus Dei van de negende mis en éénstemmig gezongen door enkele ‘soprani in ripieno’. Men kan terecht spreken van een driedimensionaal muzikaal-dramatsich gebeuren! Ook de gulden snede krijgt zijn plaats: het gehele openigskoor telt 90 maten en de Confutatio (ook acoustisch een andere stijl) begint op maat 56, op gulden-snedeafstand van het slot (34 maten)!


Daarnaast verwerkt Bach ook nog veelvuldig zijn naam (Bach = 14 (2+1+3+8): er zijn 14 verschillende koralen, er zijn 14 Christus recieten, er zijn 14 nummers voor en na de aankondiging van de verloochening in deel 1,…), als persoonlijke handtekening en betrokkenheid bij het gebeuren.

Ook de kruisvorm verdient zeker onze aandacht.

Ook de kruisvorm verdient zeker onze aandacht. Deze passie behandelt de tekst van hoofdstuk 26 (aankondiging door Christus van zijn dood tot/met de verloochening door Petrus) en 27 (veroordeling door Pilatus tot/met de graflegging) van het evangelie volgens Mattheus. Voor de toonzetting van het evangelieverhaal werd bij het passieoratorium algemeen gebruik gemaakt van de recitatiefstijl (Recitativo Secco, waarbij de zangstem ondersteunt wordt door de Basso Continuo); bij meerdere personen (Hogepriesters, volk, apostelen,…) componeerde men in een vrije, meerstemmige zetting met toevoeging van diverse andere instrumenten. Het geheel werd verder aangevuld met becommentariërende delen zoals arioso’s, aria’s en koralen. Waarschijnlijk zal Bach zelf de koraal coupletten gekozen hebben (om ze te doen aansluiten bij elke psychologische situatie); voor de andere teksten werkte hij samen met Picander (schuilnaam voor de bevriende amateurdichter Henrici).

Het tweede deel start bij hem met het verhoor door de Hogespriester en krijgt hierdoor een grotere lengte dan het eerste deel.

Daar waar de Johannespassion de logische deling volgt van de beide evangeliehoofdstukken onderbreekt Bach in de Matthäuspassion na de vlucht van de apostelen in de hof van Ghetsemane. Het tweede deel start bij hem met het verhoor door de Hogespriester en krijgt hierdoor een grotere lengte dan het eerste deel. Wat eveneens te vermelden valt is dat Bach bij de herwerking als slot voor het eerste deel de koraalbewerking ‘O Mensch bewein dein Sünde gross’ van de eerste Johannespassion neemt en transponeert naar mi groot, als tegenpool voor de toonaard mi klein van het openingskoor (voor de Johannespaasion componeert hij ter vervanging het magistrale ‘Herr, unser Herrscher’). Het eerste deel vormt aldus de dwarsbalk van een kruis, met als centrale moment de aankondiging van Petrus’ verloochening, omkringt door 2 coupletten van het beroemde ‘O Haupt voll Blut und Wunden’-koraal. In het tweede deel (de staande balk) treffen wij in het reciet nr 38 dan de effectieve verloochening van Petrus aan, onmiddellijk gevolgd door de Aria ‘Erbarme dich’ en met aansluitend het koraal ‘Bin ich gleich von dir gewichen’. Deze passage vormt tevens het effectieve einde van hoofdstuk 26 van het Mattheusevangelie en valt hierdoor precies op de plaats waar de beide kruisbalken elkaar kruisen. Het tweede deel begint bovendien met een citaat uit het Hooglied in de toonaard si klein om te eindigen bij de graflegging in de toonaard do klein, de laagste noot op het orgel!

Los van de expliciete kracht die, ook zonder deze beschouwingen, in dit Opus Magnum aanwezig is vormen de vele ontdekkingen en beschouwingen rond vorm, getallensymboliek, retoriek, toonsoortkeuzes,…een meerwaarde bij de beluistering ervan.

Los van de expliciete kracht die, ook zonder deze beschouwingen, in dit Opus Magnum aanwezig is vormen de vele ontdekkingen en beschouwingen rond vorm, getallensymboliek, retoriek, toonsoortkeuzes,…een meerwaarde bij de beluistering ervan. Men kan er alleen maar stil bij worden bij het zien, horen en voelen van deze meesterlijke synthese tussen het subjectief-menselijke (met zijn vele beelden, affectmatige reacties, muzikaal-retorische verteltrant, kwetsbaarheid, verraad, verdriet, wanhoop,…) en universele (met de getallensymboliek, de kruisvorm, ..), als een afspiegeling van de volmaaktheid van Gods schepping en de Harmonie der Sferen. En dat alles ‘Soli Deo Gloria’, als eerbewijs aan de Allerhoogste!


Paul Dinneweth


58 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


bottom of page